Waar loopt het mis?

In het artikel worden bedragen genoemd die niet overeenstemmen met de reële tarieven in Aartselaar. Zo blijft het onduidelijk hoe men uitkomt bij cijfers als 15 euro, 83 euro of een vaste “huur” van 50 euro voor een container. Die manier van rekenen stemt niet overeen met hoe gezinnen in Aartselaar hun afvalfactuur effectief betalen.

Op vraag van schepen van afvalbeleid Hans Cops maakte IGEAN een correcte vergelijking op basis van concrete en lokale cijfers.

Wat betaalde een gezin vroeger?

In 2015 bedroeg de hoeveelheid huisvuil in Aartselaar gemiddeld 129 kilogram per inwoner. Voor een tweepersoonsgezin ging het dus om 258 kilogram huisvuil per jaar.

Met huisvuilzakken van 60 liter, aan een prijs van 1,5 euro per zak, kwam dit neer op een jaarlijkse kost van ongeveer 56,6 euro.

Wat betaalt datzelfde gezin vandaag?

Vandaag produceert een inwoner in Aartselaar gemiddeld 58 à 59 kilogram restafval per jaar. Dat is een zeer sterke daling.

Afhankelijk van het type container resulteert dat in volgende jaarlijkse kosten voor een tweepersoonsgezin:
– met een container van 40 liter ongeveer 43 euro per jaar
– met een container van 120 liter ongeveer 56 euro per jaar

Zelfs in het duurste scenario ligt de kost niet hoger dan tien jaar geleden. In veel gevallen ligt ze zelfs lager.

Minder afval, lagere factuur

Aartselaar behoort tot de best presterende gemeenten in Vlaanderen wat restafval betreft. Met gemiddeld 58 kilogram restafval per inwoner staat de gemeente helemaal bovenaan in de Vlaamse rangschikking.

Die cijfers zijn afkomstig van OVAM, de officiële referentie voor afvalbeleid in Vlaanderen.

Minder restafval betekent minder verwerkingskosten. Dat vertaalt zich rechtstreeks in een lagere afvalfactuur voor inwoners. Dat is geen toeval, maar het resultaat van jarenlange inzet op correct sorteren en een consequent afvalbeleid.

Theoretische gemiddelden versus lokale realiteit

De journalist gaf intussen aan dat er geen bijkomend overleg werd gepleegd met de intercommunale. Er werd gekozen voor een uniforme, theoretische rekenmethode op basis van OVAM-data, om gemeenten onderling te vergelijken.

Zo’n methode levert gemiddelden op, maar houdt geen rekening met hoe afvaltarieven lokaal effectief worden toegepast. Het gevolg zijn cijfers die op papier spectaculair ogen, maar in de praktijk geen correct beeld geven van de situatie in Aartselaar.

Conclusie

De bewering dat afvalophaling in Aartselaar fors duurder is geworden, houdt geen stand. De feiten tonen het tegenovergestelde aan: minder restafval per inwoner, een stabiele tot lagere kost voor gezinnen en een gemeente die tot de Vlaamse top behoort op vlak van afvalbeleid.

Dat zijn geen meningen, maar cijfers.