De absurditeit van gemeentelijke fusies

Op 15 juli 2014, over deze onderwerpen: Burgerzaken, Inspraak & Participatie

Om de zo veel tijd doemt het idee weer eens op: Vlaanderen moet minder gemeenten tellen en een hoop kleine gemeenten moeten daarom fusioneren. Het eerste potentiële fusierondje, waarbij de voorbije jaren gemeenten financieel werden gestimuleerd om vrijblijvend te fusioneren, leverde alvast geen enkele fusiegemeente op. Het moet zijn dat geen enkele burgemeester op een fusie zit te wachten. Daarom duikt al een tijd het idee van verplichte fusies op. Vlaanderen zou daarbij het voorbeeld van Nederland, Denemarken en Duitsland volgen en naar gemeenten van minstens 40.000 inwoners willen evolueren. In eerste instantie zou dat via een tussenstap gebeuren, waarbij gemeenten naar minstens 15.000 inwoners moeten gaan. Alvast dat criterium gebruikte Vives om haar fusieplaatje te leggen. Op basis van pendelgedrag werden gemeenten kleiner dan 15.000 inwoners aan een buurgemeente toegevoegd. Het wat absurde resultaat is dat een gemeente als Kruibeke, de enige gemeente die enkele jaren geleden wel interesse had in een fusie, op zichzelf mag blijven bestaan, net als gemeenten als Puurs, Laakdal of Kasterlee. Grootsteden als Antwerpen en Mechelen worden dan weer nog wat groter gemaakt en uitgebreid met 3 tot 5 gemeenten. In dat scenario wordt Aartselaar ook mee opgenomen in ‘Groot-Antwerpen’.

In het bos van samenwerkingsverbanden

De achterliggende reden van al die verplichte fusies zijn de zogeheten schaalvergrotingen. Kleinere gemeenten zouden hun kerntaken niet meer kunnen vervullen, laat staan de extra bevoegdheden die Vlaanderen hen nog zou geven of van de provincie zouden overkomen. Maar bovenal: de gemeenten zouden verdrinken in het aantal samenwerkingsverbanden dat ze opzetten met buurgemeenten. Voor veel gemeenten gaat het om tientallen van die samenwerkingen, tot zelfs 50 of 70 per gemeente. Dat men tussen het bos van samenwerkingsverbanden de bomen soms niet meer kan zien valt dan te begrijpen. Veel van die samenwerkingen mogen gerust eens geëvalueerd en vervolgens afgeschaft worden. Het is echter een foute redenering om op basis van het aantal samenwerkingsverbanden over te gaan tot fusies. Want de achterliggende gedachte dat samenwerkingsverbanden zouden verdwijnen bij grotere gemeenten is behoorlijk fout.

Laat ons om dat te illustreren eens de Aartselaarse casus bekijken. Onze gemeente telt namelijk verschillende interessante samenwerkingsverbanden. Met heel wat gemeenten uit het Arrondissement Antwerpen hebben we een samenwerking rond de afhaling van het afval. Met alle gemeenten uit de Antwerpse Zuidrand werken we samen rond toerisme en locale economie. Met de gemeenten rond de Schelde en Rupel vormen we dan weer een sportregio om bijvoorbeeld samen grotere sportkampen aan te bieden. Met de gemeenten rond Mechelen vormen we één grote brandweerzone. Met vijf gemeenten uit de Antwerpse Zuidrand vormen we dan weer één politiezone. Voor de bouw van een intergemeentelijk zwembad kijken we dan weer naar de Rupelgemeenten, terwijl we voor onze atletiekpiste een samenwerkingsverband met Kontich hebben. Een woonbeurs organiseren we dan weer met andere gemeenten die dezelfde noden hebben.

Wat typeert nu al die samenwerkingsverbanden? In eerste instantie natuurlijk dat ze een meerwaarde hebben door de handen in elkaar te slaan en een schaalvergroting te creëren. Maar in tweede instantie zijn ze steeds ad hoc gecreëerd en op het niveau dat het best die schaalvergroting verwezenlijkt. Dat is lang niet altijd met dezelfde gemeenten of op dezelfde grootte. Soms is er meer noodzaak aan een samenwerking met een verder liggende gemeente met dezelfde noden, dan met een buurgemeente die een bepaald overkoepelend probleem niet kent. En net daar gaan fusies totaal aan voorbij. Ze gaan uit van de gedachte dat het verplicht samenbrengen van gemeenten en het opgeven van die samenwerkingsverbanden om het binnen die fusiegemeente te organiseren, veel efficiënter zal verlopen. Het tegendeel is waar, want het gaat voorbij aan de flexibiliteit van de samenwerkingsverbanden. En het gaat ook voorbij aan de mogelijkheid dat een gemeente ten allen tijde uit een samenwerkingsverband kan stappen of naar een ander overschakelen als daar nood aan is, terwijl fusies een verplichte cocon blijven vormen. Het argument dat gemeenten moeten fusioneren omdat er te veel samenwerkingsverbanden bestaan, is in die optiek eerder hol.

Hoe groter, hoe logger

Een tweede argument dat voor fusies vaak wordt bovengehaald, is het voordeel van de efficiëntie: minder politiekers en een betere administratie. Beiden vallen sterk te betwijfelen.

Dat er in een fusie minder politiekers zullen zijn, zal slechts ten dele kloppen. Zeker als het plan van Vives wordt gevolgd, waar een gemeente als Aartselaar bij Antwerpen wordt gevoegd en voortaan door het leven zou mogen gaan als het ‘district Aartselaar’. Districten kennen echter nog altijd en een districtsraad, een districtscollege en een districtsvoorzitter, waarin ze amper verschillen van een doorsnee gemeente. Het zijn er misschien een beetje minder en ze worden ook wat minder vergoed, maar de politieke functies bestaan nog altijd wel. Alleen is hun aantal bevoegdheden veel beperkter. Het jaarlijkse werkingsbudget van de gemeente Aartselaar, met 14.250 inwoners, is groter dan dat van het district Antwerpen met 190.000 inwoners. Toch telt de districtsraad van Antwerpen met 33 leden aanzienlijk meer volk dan de gemeenteraad van Aartselaar met 23 leden. Hoezo, minder politiekers en efficiënter bestuur?

Ook de gedachte dat een grotere gemeente een betere en efficiëntere administratie heeft is een fabeltje. Het beste bewijs zie je in de grootte. De administratie van Aartselaar, die perfect haar kerntaken kan vervullen, telt zo’n 9 ambtenaren per 1.000 inwoners. In een stad als Antwerpen of Gent gaat dat van 22 tot 25 ambtenaren per 1.000 inwoners. Er is geen twijfel dat de uitdagingen in een stad groter zijn dan in een randgemeente, maar er is geen enkele reden waarom een administratie drie keer zo groot moet zijn.

Een grote administratie werkt professioneler en gestructureerder denkt u misschien? Ook dat blijkt uit eigen ondervindingen absoluut niet het geval. Vlaamse of provinciale administraties werken heel vaak log en met een hoop regelneverij. Ook stadsadministraties werken absoluut niet optimaal. Een mooi voorbeeld zien we dagdagelijks in een gemeenschappelijke straat met het district Wilrijk – dus de stad Antwerpen – die Aartselaar wil heraanleggen. De stad fungeert als trekker van het project. Terwijl Aartselaar al lang alle procedures en stappen heeft doorlopen en wacht op de eerste spade in de grond, blijft het eeuwig wachten op Antwerpen. Het project loopt zo al bijna twee jaar vertraging op. Recent kwam zelfs het hoogtepunt waarbij de commissie van Openbare Werken uit Antwerpen eindelijk haar advies gaf over het project dat reeds in 2009 werd opgestart. Dit leidde toch tot enkele gefronste wenkbrauwen op het Aartselaarse gemeentehuis.

Nee, geef ons dus maar een kleine, efficiënte administratie die dichtbij alle dossiers staat.

Meer betalen voor minder?

Waarin zou dan wel nog de meerwaarde van een fusie bestaan? Uit meer gemeenschapsvoorzieningen voor een lagere prijs? Ook dat valt ten stelligste te betwijfelen als we onze eigen gemeente onder de loep nemen. Voor 14.250 inwoners heeft onze gemeente al wat een inwoner kan verlangen. Een sportcentrum met zwembad, sporthal, tennisvelden, voetbalvelden met kunstgras, een basketbalhal,… Voorts een cultureel centrum dat elke dag voor optredens of door verenigingen wordt afgehuurd, een gemeentelijke kinderopvang, een efficiënt werkend OCMW, een ruime bibliotheek, gemeentescholen waar ouders nog niet moeten gaan kamperen,… En dat alles met – zoals gezegd – een kleine, afgeslankte en efficiënte administratie. Geen vet op de soep in Aartselaar.

Dat alles in een ‘kleine’ gemeente, daar moeten de inwoners zich toch blauw voor betalen om dat in stand te houden? Het tegendeel is waar. Met 5% personenbelasting en 800 opcentiemen op de onroerende voorheffing betaalt de Aartselarenaar zowat het minste belastingen in Vlaanderen. Ter vergelijking met de stad Antwerpen waar onze gemeente volgens Vives moet mee fusioneren: 8% personenbelasting en 1.350 opcentiemen. Onze inwoners zouden plots bijna dubbel zo veel belastingen mogen betalen om de Antwerpse schulden en de grote administratie mee te financieren. Het doet pijnlijk terugdenken aan de verplichte fusie van het welvarende Wilrijk bij Antwerpen in de jaren ’80.

Dan maar helemaal geen fusies?

Stilaan kunnen we concluderen dat fusies helemaal niet de deus ex machina zijn waarvoor ze vaak worden versleten, meestal door mensen die de situatie in kleine of middelgrote gemeenten allesbehalve goed kennen. Maar daarom is de denkoefening van gemeentelijke fusies natuurlijk niet onnodig. Dat de kleinste Vlaamse gemeente Herstappe nog geen 90 inwoners telt en dat heel wat West-Vlaamse gemeenten nog niet aan 10.000 inwoners raken, stemt tot nadenken. Als dat nadenken er echter toe leidt dat efficiënt gerunde gemeenten plots bij grootsteden worden gevoegd op basis van het enige en enge criterium ‘pendelgedrag’, zijn we echter de compleet verkeerde richting aan het uitgaan. Het zou veel nuttiger zijn om de fusiepuzzel eens te leggen op basis van criteria die er echt toe doen: welke gemeenten kunnen hun kerntaken niet meer aan, welke hebben amper cruciale basisvoorzieningen, welke moeten hoge belastingen heffen om hun administratie toch in stand te kunnen houden, welke gaan meer samenwerkingsverbanden aan dan dat ze nog zelf taken uitvoeren, enzovoort. Pas dan kan een logische fusiepuzzel worden gelegd waarbij gemeenten met dezelfde problemen aan schaalvergroting werken binnen één gefusioneerd gemeentehuis. Pas dan zullen fusies pas echt hun nut hebben.

En ook de gemeenten zonder fusies moeten niet op hun lauweren blijven rusten. Elk samenwerkingsverband moet constant geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd worden.

Ten slotte, als Vlaanderen écht iets wil doen om de efficiëntie van haar gemeenten te verhogen, nog één gouden tip. In een kleine administratie, met vaak éénmansdiensten op cruciale posities, is het grootste gevaar inefficiënte of verstarde ambtenaren die statutair benoemd zijn. Op die manier raakt een ganse dienst in gevaar. Een statutaire ambtenaar ontslaan is quasi onmogelijk en kost handenvol geld. Ook verplaatsen is meestal een huzarenstuk. Daar ligt het grote probleem voor kleinere gemeenten. Geef gemeenten de mogelijkheid om hun personeel te runnen zoals een efficiënt bedrijf dat kan. Het zal gemeenten veel bestuurskrachtiger en efficiënter maken dan een hoop verplichte fusies…

 

Geschreven door:

 

Sophie De Wit - burgemeester van Aartselaar en Kamerlid

 

 

 

 

Bart Lambrecht - schepen in Aartselaar en master in overheidsmanagement

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is